Wat is secundaire bijnierschorsinsufficiëntie?
Secundaire bijnierschorsinsufficiëntie is een vorm van bijnierschorsinsufficiëntie waarbij de aanmaak van bijnierschorshormonen is verminderd door een probleem van de aansturing van de bijnieren door beschadiging of uitval van de hypofyse . Daarom wordt secundaire bijnierinsufficiëntie ook wel centrale bijnierschorsinsufficiëntie genoemd.
Een secundaire bijnierschorsinsufficiëntie kan veroorzaakt worden door: Soms wordt secundaire bijnierschorsinsufficiëntie veroorzaakt door een erfelijke ziekte. Hoe vaak komt secundaire bijnierschorsinsufficiëntie voor? Het is niet precies bekend hoe vaak secundaire bijnierschorsinsufficiëntie voorkomt in Nederland. De schattingen lopen uiteen van 125 tot 280 per miljoen. Dit komt neer op 2100 tot 4700 mensen in Nederland. Wat zijn de gevolgen van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie? De meest voorkomende klachten en problemen bij secundaire bijnierschorsinsufficiëntie zijn: Daarnaast kunnen er klachten en problemen ontstaan door een te laag gehalte aan andere hormonen, zoals het schildklierhormoon, geslachtshormonen, groeihormoon of antidiuretisch hormoon. De hypofyse maakt immers niet alleen het hormoon voor het stimuleren van de bijnieren, maar maakt ook andere hormonen die op hun beurt andere endocriene organen stimuleren. Hoe wordt secundaire bijnierschorsinsufficiëntie vastgesteld? Er wordt onderzoek gedaan naar de hoeveelheid cortisol in het lichaam. Een te laag cortisol kan worden ontdekt door ’s ochtends vroeg het cortisolgehalte in het bloed te bepalen. Indien het cortisol zeer laag is, is er sprake van bijnierschorsinsufficiëntie. Bij secundaire bijnierschorsinsufficiëntie is het hormoon ACTH normaal of verlaagd. Vaak is er nog een ander onderzoek nodig, omdat de waarde van het cortisol in het bloed onvoldoende duidelijkheid geeft. Er zijn verschillende mogelijkheden. Vervolgens wordt nader onderzoek gedaan naar de oorzaak van de secundaire bijnierschorsinsufficiëntie. Soms zijn er al aanwijzingen voor een mogelijke oorzaak vanuit de medische voorgeschiedenis. Om eventuele afwijkingen van de hypofyse in beeld te brengen, wordt een MRI-scan gemaakt. Wat is de behandeling van secundaire bijnierschorsinsufficiëntie? Secundaire bijnierschorsinsufficiëntie wordt behandeld met hydrocortison of cortisonacetaat. Soms moeten mensen met een secundaire bijnierschorsinsufficiëntie ook medicijnen gebruiken om een tekort van andere hormonen te behandelen, zoals schildklierhormoon, groeihormoon, antidiuretisch hormoon of geslachtshormonen. Mensen met een secundaire bijnierschorsinsufficiëntie worden gecontroleerd door een internist (-endocrinoloog). Er wordt gekeken naar resterende klachten en verschijnselen en er wordt bloedonderzoek verricht en indien mogelijk wordt de behandeling aangepast. Daarnaast wordt gelet op mogelijke complicaties van de aandoening of de ziekte op de lange termijn. Bij ziekte, een ingreep of ernstige stress, is er meer cortisol in het lichaam nodig. Mensen met een bijnierschorsinsufficiëntie moeten ten tijde van ziekte, een operatie of ernstige stress de dosering van hydrocortison of cortisonacetaat verhogen. Stressinstructies, een alarmbrief en het leren van het zelf toedienen van een hydrocortison noodinjectie zijn belangrijke onderdelen van de behandeling.
Oorzaken
Incidentie
Gevolgen
Onderzoek
Behandeling